‘Een virtuele community bij een sportclub, dat kan toch helemaal niet?’
Een onderzoek naar het belang van een virtual community voor sportclubs … Fontys-docent en promovendus Nanny Kuijsters startte er al in 2015 mee. Tot nu toe zetten sportclubs nauwelijks digitale middelen in voor het creëren van clubgevoel. Nu wel, en dat biedt volgens Kuijsters kansen om de jonge garde betrokken te houden.
“Toen ik in 2015 met mijn promotieonderzoek begon, trokken veel mensen hun wenkbrauwen op: een virtual community bij een sportclub, dat kan toch helemaal niet?”, vertelt Nanny Kuijsters, docent bij SPECO Sportmarketing in Tilburg.
“Maar nu door de coronacrisis de sportclubs dicht zijn, maken veel sportverenigingen gebruik van die virtual community – zoals social media – om verbondenheid te creëren en te behouden.”
Het werkt
Ze durft de conclusie te trekken dat virtuele platform werken voor sportverenigingen. Dat ligt ook voor de hand, nu in alle lagen van de samenleving wordt gezocht naar alternatieve manieren om met elkaar in contact te kunnen blijven.
“Maar ook vóór de crisis gaven jongvolwassenen al aan dat ze een virtual community bij een sportvereniging heel belangrijk vinden. We leren nu nog beter wat je ermee kunt, wan het is nu vaak de enige manier die de leden van een sportclub hebben om elkaar te ontmoeten.”
Er liggen volgens haar nu mogelijkheden om deze digitale gemeenschap uit te bouwen. “Hoe gaan de leden daarmee om? Het is een kans om met bepaalde activiteiten en nieuwe dimensie toe te voegen aan de sportvereniging.”
Activiteiten uitbouwen
Die activiteiten worden dan ook volop ontplooid, heeft Kuijsters inmiddels geconstateerd. “Jeugd en tieners doen tijdens de training op het veld allerlei oefeningen. Het is leuk om ook thuis met die oefeningen bezig te zijn. De trainer zegt bovendien: ‘bedenk zelf eens een oefening, film het, deel het en geef elkaar punten’.”
“Dat is ook trainen, en zo doe je ook aan verbinding.” Bovendien is het een proeftuin die later opnieuw zijn nut kan bewijzen, denkt Kuijsters. “Als er bijvoorbeeld straks een paar weken sneeuw ligt, kun je dit mooi weer doen.”
De coronacrisis leert clubs bovendien hoe ze met die virtual community moeten omgaan. “Het is niet alleen leuke, snelle artikeltjes en foto’s op Facebook en Instagram plaatsen, maar ook met elkaar converseren over de vereniging.”
Instrument
Kuijsters gaat ervan uit dat de gevolgen van de coronacrisis zich ook zullen vertalen in resultaten in haar onderzoek. “Zo zien we virtual community building: vóór, tijdens en ná de coronatijd.” Toch wil de onderzoekster niet spreken van een game changer. “Dan geef je er te veel gewicht aan. De coronacrisis is een versneller. Hij geeft geen compleet nieuwe inzichten, inzichten worden eerder bevestigd: kijk, zie je wel, het werkt wel.”
Het kan juist sportverenigingen helpen om ook de jongvolwassenen bij zich te houden, denkt Kuijsters. Om, kortom, het clubgevoel te vergroten. Voor die categorie leden is een virtual community essentieel, weet ze uit haar promotieonderzoek van voor de coronacrisis.
“De gemiddelde sportclub bestaat voor zo’n 70 procent uit jonge mensen. Zij geven massaal aan invloed op het beleid te willen hebben, maar ze komen niet graag naar een ledenvergadering. Online tools kunnen dan een oplossing zijn.”
Digital Democracy
Ook NOC*NSF is daarvan doordrongen, weet Kuijsters, die betrokken is bij een project van de Nederlandse sportkoepel, Digital Democracy genaamd. Daarbij worden online communicatietools ontwikkeld voor sportverenigingen zodat mensen kunnen meedenken als ze niet naar een algemene ledenvergadering kunnen komen.
“Dat je zo veel meer waarde biedt aan jongvolwassenen realiseren clubs, vaak bemand door oudere leden, zich nog te weinig. Jongvolwassenen verlaten het snelst sportverenigingen. Dat is bedreigend voor die verenigingen.”
Het is ook een kwestie van snappen hoe je doelgroep in elkaar zit, zegt Kuijsters. “Hou je jongvolwassenen binnen als lid, dan is dat goed voor de toekomst van de club. Een online community kan dan essentieel blijken.” [Erwin Blatter]
Nanny Kuijsters’ onderzoek is te vinden op de website van Fontys Economische Hogeschool Tilburg.